Stichting Zelfbeschikking 
Molukkers en Papoea's

Geschreven door Aad Kamsteeg

Excuses aan Papoea's

Nu het Nederlandse kabinet ten opzichte van verschillende partijen excuses heeft aangeboden wegens wangedrag in het verleden, doet de redactie van Zelfbeschikking een suggestie om dit nu tegen het volk van de Papoea’s te doen.


Aan het volk van West-Papua,

Als kabinet van het Koninkrijk der Nederlanden achten wij het de hoogste tijd u, volk van West-Papua, onze excuses aan te bieden voor wat achtereenvolgende vertegenwoordigers van ons land tegenover u verkeerd hebben gedaan. Zouden wij onze verontschuldigingen achterwege laten dan zou u daaruit de conclusie kunnen trekken dat wij u als volk van westelijk Nieuw-Guinea onbelangrijk vinden of dat wij ons onjuiste handelen niet zouden inzien. Weest u ervan overtuigd dat geen van beide het geval is.


Vergeten (1)

Wij zijn ons ervan bewust dat in het verleden ten nadele van u verschillende foute politieke keuzes zijn gemaakt. Wij zullen deze in vervolg noemen. De meeste van die misstappen kunnen vandaag de dag niet meer ongedaan worden gemaakt. Dat geldt echter niet van de door Nederland gebroken belofte die op 15 augustus 1962 werd gedaan door toenmalig premier Jan E. de Quay nadat Nederland akkoord was gegaan met het Akkoord van New York over Nieuw-Guinea. 

De Quay nam in een radiotoespraak toen afscheid van u, Papoea’s, met de woorden ‘Kijk vooruit in de toekomst met vertrouwen in de rechtvaardigheid van uw zaak en wees verzekerd dat wij jullie niet zullen vergeten.’ Helaas is dat laatste – dat vergeten van u als Papoea’s en uw rechtvaardige zaak – in sterke mate wel gedaan. Wij betreuren het dat, anders dan dat met vroegere koninkrijksdelen Suriname en de Antillen gebeurde, Nederlandse kabinetten na de bestuursovername en soevereiniteitsoverdracht in resp. 1962 en 1969 vrijwel nooit publieke aandacht aan de vaak dramatische ontwikkelingen in West Papua hebben besteed. 

Daardoor werd ons land mede verantwoordelijk voor het trieste feit dat er een schrikbarend gebrek aan kennis is ontstaan over uw volk en de omstandigheden waarmee u te maken hebt gekregen. Wij bieden hierover ons excuus aan en beloven beterschap. Wij erkennen vervolgens dat dit ‘ vergeten’ van de Papoea’s in het Nederlandse beleid ten aanzien van Nieuw-Guinea ook al eerder voorkwam.


Vergeten (2)

Wij herinneren ons dat koningin Juliana op Prinsjesdag 1952 het volgende verklaarde. ‘ De regering zal zowel de geestelijke en sociale ontwikkeling van de bevolking van Nieuw-Guinea als de economische vooruitgang van het land bevorderen (…) De grondslag zal worden gelegd voor de mogelijkheid dat de bevolking op den duur in staat zal worden gesteld zelf over haar toekomst te beslissen.’ 

In verband met deze in 1952 beloofde ontwikkeling erkennen wij dat de Nederlandse staat sinds haar formeel vastgelegde aanwezigheid eind 19e eeuw in het westelijk Nieuw-Guinea chronisch tekort is geschoten in het economisch ontwikkelen van uw land. Vergeleken met de elders in toenmalig Nederlands Indië verrichtte inspanningen bleven die ten behoeve van uw volk ver onder de maat. Pas na de Tweede Wereldoorlog werden grote gebieden in kaart gebracht, terwijl pas in 1954 het eerste Werkplan verscheen met het oog op het creëren van basisvoorzieningen in uw land. Wij bieden hierover ons excuus aan.


Extra info: 1 juli a.s.: de Papoea’s zullen van zich laten horen!
Op die dag in 1971, twee jaar na de door Indonesië vervalste ‘daad van vrije keuze’, ondertekende Seth Rumkorem, ‘namens volk en bestuur van West-Papua’, de onafhankelijkheidsverklaring van zijn land en volk. Door De Eeuwen Trouw (DDET), voorgangster van de huidige stichting Zelfbeschikking Molukkers en Papoea’s (ZMP), was daar indirect bij betrokken. Zij had staatsrechtdeskundigen een concept-grondwet laten opstellen ten behoeve van een onafhankelijk West-Papua en die in de Papoease binnenlanden laten bezorgen. Nu, 52 jaar later wordt, de toen uitgeroepen soevereiniteit nog steeds militair onderdrukt. Op de 1e juli zullen de Papoea’s laten merken dat hun verlangen naar gerechtigheid, zelfstandigheid en vrede een levende werkelijkheid is gebleven.


Vergeten (3)

Wij bieden ook onze verontschuldigingen aan voor het feit dat wij u in het onderhandelingsproces met de Republiek Indonesië in 1962 zijn vergeten. Er werd veel over, maar altijd zonder u onderhandeld. Wij erkennen dat dit onlogisch was. Onder Nederlands gezag was in april 1961 immers een Nieuw-Guinea Raad geïnstalleerd. 

Dit parlement sprak in een motie van 16 februari 1962 uit dat ‘het Nederland voortaan niet vrij zal staan veranderingen aan te brengen in de status van Nieuw-Guinea zonder toestemming van de Raad als vertegenwoordiger van de bevolking’. Indien er dan toch met de Indonesiërs gesproken zou moeten worden, wilde u daar wel bij betrokken worden. Dat laatste is helaas niet gebeurd. Wij beloven dat door u erkende vertegenwoordigers bij ons ministerie van buitenlandse zaken desgewenst steeds een luisterend oor zullen vinden waar het aangelegenheden van uw volk betreft. Tot onze schande moeten wij erkennen dat er nog twee voor u uiterst nadelige foutieve politieke keuzes zijn gedaan.


Zwijgen in 1969

Wij bieden onze verontschuldigingen aan voor wat Nederland in 1969 deed. Op 19 november van dat jaar kwamen ‘gedrag en resultaat’ bij de voor u in het Akkoord van New York toegezegde ‘ Daad van vrije keuze’ aan de orde in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het Nederlandse kabinet liet toen weten dat het resultaat werd ‘erkend en zich Nederland zich eraan zou houden’. Wij erkennen dat deze mededeling voor uw volk niet alleen beledigend was, maar bovendien politiek schadelijk. 

Ook toen kon immers al worden vastgesteld dat de wijze waarop de Republiek Indonesië de act of free choice van 14 juli tot 2 augustus 1969 had georganiseerd haaks stond op het door de Algemene Vergadering (15 dec. 1960; art. 73e Handvest) vastgelegde beginsel dat het peilen van de mening van een bevolkingsgroep moet plaatsvinden op basis van een ‘democratisch proces en algemeen kiesrecht voor volwassenen’ . Mede door ons uitblijven van een publiek protest werkte ons land eraan mee dat uw volk tot op de huidige dag een eerlijke uitoefening van het recht op zelfbeschikking is onthouden. Wij zeggen u toe dat wanneer de gang van zaken uit 1969 ter sprake komt in onze internationale contacten, wij dit verzuim zullen goedmaken.


Studie Drooglever 

In het verlengde hiervan ligt ons politieke tekortschieten in het reageren op de publicatie uit november 2005 Een daad van vrije keuze, De Papoea’s van westelijk Nieuw-Guinea en de grenzen van het zelfbeschikkingsrecht. Zoals bekend betrof het een in opdracht uit 2000 van toenmalig minister van buitenlandse zaken Jozias van Aartsen aan prof. P.J. Drooglever van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis om de gang van zaken rond de volksraadpleging van 1969 onder de Papoea’s te bestuderen. 

Deze voor Indonesië uiterst kritische en vuistdikke studie werd door Nederlandse kabinetten nooit in het parlement aan de orde gesteld. Toenmalig minister van buitenlandse zaken Bernard R. Bot stelde dat hij ,,geen enkele verplichting voelt ten opzichte van Papoea, niet moreel en ook niet politiek. Papoea is nu van Indonesië.’ Wij bieden onze verontschuldiging aan zowel voor ons politieke doodzwijgen als de moreel laakbare opmerking van minister Bot.


Eventueel sancties

Wij bieden ons excuus eveneens aan voor het feit dat Nederland sinds 1962 nooit meer heeft gedaan dan het achter de schermen, op louter diplomatieke wijze kenbaar maken van onze verontrusting over de door tal van mensenrechtenorganisaties gesignaleerde schending van universeel erkende burgerlijke rechten en vrijheden in West-Papua. 

De door deze politiek onafhankelijke organisaties herhaaldelijk waargenomen schendingen – politieke arrestaties, martelingen, onderdrukking van vrijheid van meningsuiting, geweld tegen dorpsbewoners etc. - rechtvaardigden immers dat de Republiek Indonesië de mogelijkheid van sancties onder ogen zou worden gebracht. Wij erkennen dat, hoe belangrijk goede politieke en economische relaties met Indonesië ook zijn, de mate waarin ten nadele van uw volk mensenrechten worden geschonden, zo’n beleid gerechtvaardigd is. 

Tenslotte willen wij u zeker niet onkundig laten van het doel van onze verontschuldigingen. Wat dat betreft gaat het niet alleen om schaamte en spijt over wat in de relatie tussen ons verkeerd is gedaan, maar tevens om onze wens die relatie te verbeteren. Er zal politieke wijsheid nodig zijn om aan de door ons na te streven verbetering handen en voeten te geven. Voor nu hopen wij oprecht dat u van onze nu goede bedoelingen overtuigd zult zijn en dat het u in de toekomst beter zal gaan dan tot op heden helaas het geval is geweest.

Met gevoelens van mededogen en hoogachting,
Kabinet van het Koninkrijk der Nederlanden.


Zo zien wij graag onze premier: aandacht voor het Papoeavolk, waarmee wij een historische band hebben, die wij gruwelijk verwaarloosd hebben. Hoe lang nog?